Afbeelding
Foto:

Leendert de Leeuw

, de slager en caféhouder, met het kleine zwarte snorretje, woonde in de Waagstraat op nummer 8. ln het pand zet nu de weduwe Seiger het horecabedrijf voort. De winkel is bij het café aangetrokken. Leendert was getrouwd met Henriette Rosenberg en ze hadden één dochter, Gatharina, die verkoopster was (geboren 1 december 1912).

Leendert was een hardwerkend zakenman, dag en nacht in de weer voor zijn klanten in de winkel en rond de tap. Hij leerde het vak bij een slager in de Grotestraat. In het pand waarin de heer M. Pots een kapperszaak had (nummer 7) en hij vestigde zich zelfstandig aan de Ootmarsumsestraat. Menig Oldenzaalse huisvader heeft er - met wat vlees als loon geholpen met uitbenen en wegbrengen vooral in de crisisjaren. Zoals zovele slagers verkocht ook Leendert reepjes vlees op afbetaling in die moeilijke vooroorlogse jaren met hun werkloosheid. De Oldenzaalse grondwerkers en bouwvakkers wilden als ze hun schamele loon gebeurd hadden, nog wel eens een zak vol afval en botten tegelijk kopen. Schraalhans was in die tijd keukenmeester, en zo, kregen de kinderen tenminste nog iets in hun magere lichamen. En ook Leendert ging tegen de vrijdagmiddag voor de sabbat begon, nog gauw even de Vijfhoek en de Glindebuurt en het Hooiland in, met bakje vlees op de schouder tegen afbraakpriizen de laatste waar te slijten. Na het weekend was het vlees bedorven! ’s Avonds door de week zaten de klanten aan de tapkast (het schap) te wachten. Wachten waarop? Ja, eigenlijk op het moment dat er een vat "af" was. Dan moest Leendert de kelder in, via een luik. En hoe vaak is hij er niet ingetrapt! Figuurlijk dan. Want wat deden de klanten? Als Leendert onder was werd het luik dichtgegooid, een klant ging erop zitten en de mannen hadden vrij spel! Leendert had ook een kostganger (een bekende Oldenzaler), die naar de naam Jan Hammink luisterde. Hij was bij de passencontrole en een goede vriend van de Masseur en zijn ober, die op en rond het station verbleven. Zij waren altijd in voor een grap. En zo is het volgende verhaal ontstaan.

De heer Hammink wist de dat de heer de Leeuw zeer bang was. Hij was immer klein van stuk en kon weinig uitrichten tegen mensen die verkeerd wilden. Bedelaars en landlopers waren nu niet bepaald vrienden. Dat noemde hij "vreemd volk" daar hij hun namen niet wist. De heer Hammink wist dat uiteraard. En hij verkleedde zich als zwerver. Met een wandelstok prikte hij dan in de slagerij een worst van de haak. Een woedende de Leeuw moest dat lijdzaam aanzien, want op zijn hulpgeroep verscheen alleen zijn vrouw en die bibberde als een riet. Toen de "dief" er een paar keer geweest was, waarschuwde Leendert de politie; een grote, potige agent posteerde zich ‘s avonds in de Waagstraat en Leendert wachtte verlekkerd op dat wat zou gaan gebeuren. Nu zou die zwervende dief ervan lusten! Andermans worsten weghalen en opeten!! Wat Leendert niet wist, was dat de samenzweerders de politie hadden ingelicht en verklaard hadden alles te zullen terugbetalen en Leendert de grap zouden uitleggen. En ze wilden nog één keer een worst weghalen. Dat kon gebeuren. Jan Hammink, de kostganger, had alles in geuren en kleuren van Leendert gehoord. En ook dat het nu afgelopen zou zijn. De politie was er immers! Toen de "zwerver" ietsje gebogen en leunend op zijn stok, weer verscheen trok de slager zich in zijn woonkamer terug en gluurde door een ruitje. Maar wat gebeurde er? De boef kwam de zaak binnen en haalde, vlak voor de ogen van de verbouwereerde Leendert, een worst van de haak en verdween ijlings uit het gezicht. "Houd de dief, houd de dief", riep de slager vertwijfeld. "Agent, pak hem!"

De agent deed verwoede pogingen de zwerver te arresteren, riep plechtig: "In de naam der koning, blijf staan", struikelde zogenaamd, greep mis en viel. De zwerver draaide zich om en liep in de richting van Leendert, die op straat stond te zwaaien. Nog nooit heeft de laatste zo snel en hard een deur dichtgegooid. Van angst. Een dag later werd de zaak opgehelderd. Leendert kreeg zijn centen, zijn vrouw bloemen, en de samenzweerders hadden weer een aanleiding een feestje te vieren. Overigens kon Leendert goed met zijn buren, klanten en bekenden opschieten. En niemand zou hem echt kwaad berokkenen. Maar de Oldenzalers uit die dagen hielden toen ook al van een goede grap!

Toen in 1942 de oproep der Duitsers kwam om zich te melden bond Leendert een pak op zijn rug. Een koffertje hield hij in de hand. In café Grobbe, naaste de Twentse Courant, stond aannemer Schasfoort met zijn personeel te werken. Hij zag hoe Leendert zich nog één keer omdraaide en goedendag zei. In de Waagstraat voor de zaak, stonden zijn vrouw en dochter te huilen. Tegen kapper Ahuis en zijn leerling Marinus Post zei hij, terwijl de tranen over zijn wangen stroomden: "Je ziet me nooit weer!" Leendert de Leeuw maakte de zware gang naar het gemeentehuis, niet wetend dat een nog zwaardere gang zou volgen: een reis naar het vernietigingskamp. Op 5 november 1942 stierf hij te Auschwitz. In de Waagstraat, in het café, hangt nog een foto van hem aan de wand. Ter herinnering